Op deze pagina willen we aandacht geven aan berichten over gebeurtenissen en mensen die van belang zijn (of zijn geweest) voor de ontwikkeling van karate en vechtsporten in Nederland. Indien u vindt dat er berichten zijn die op deze pagina een plaats verdienen, svp contact opnemen via onze mailbox (andre@artsinmotion.nl) zodat wij kunnen kijken of dit geplaatst kan worden. Bij voorbaat dank voor uw medewerking.
Rob Zwartjes (1932-2021)
Gisteren bereikte mij het droevige bericht dat Rob Zwartjes is overleden, pionier van het Nederlandse karate, en een bijzonder mens met veel kwaliteiten, maar vooral ook een prettig mens. Rob Zwartjes werd op 4 oktober 1932 geboren te Amsterdam-West en groeit op tijdens de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam heeft het behoorlijk zwaar te verduren in de oorlog; vooral tijdens de winter van 1944-45. Na de massale deportatie van de grote gemeenschap Joden – een van de grootste in Europa – volgt een van de koudste winters. Voorraden zijn beperkt, brandstof is er niet. Kort na de oorlog vindt hij vrij toevallig een boekje met jiujitsu-grepen tegen, het begin van een levenslange fascinatie. Kort daarna begint hij met judo en jiujitsu bij Gé Koning. Al vrij snel daarna gaat hij judo trainen bij Wagenaar waar hij in 1965 Kono tegenkomt en begint met Wado karate. Zwartjes is in die begintijd niet de beste karateka, maar het is een slimme man met veel humor. Met zijn slimheid en handigheid weet hij al snel mensen achter zich te verenigen, waardoor hij, en niet Teun Tromp, de voorman van het Wado in Nederland wordt. De grote successen komen als Zwartjes de coach wordt van het Nederlandse wedstrijd team karate en daarbij de rol van Jon Bluming overneemt. De rest is geschiedenis. Nederland wint met toppers als Reeberg, Kotzebue, Roethof, Snel en Royers een aantal jaren alles wat er te winnen valt met als hoogtepunt de WK karate in Tokyo. Coach Zwartjes wordt uitgeroepen tot de beste coach ter wereld. Zijn succes? De juiste mensen om zich heen verzamelen, een optimale sfeer binnen het team, en een goed selectiebeleid. Ook daarin is hij slim en handig. En wie de anekdotes uit die tijd terugleest weet: er valt altijd veel te lachen en genieten met Rob Zwartjes als coach. De successen worden ook gevierd, zoals op de bijgaande foto uit 1977 waarbij Rob Zwartjes en Jan Kallenbach elkaar feliciteren met de promotie tot 5e dan.
In januari 2012 is Rob Zwartjes de eerste die ik interview als ik het boek over de geschiedenis van het karate in Nederland ga schrijven. We spreken eerst af bij Meghna, mijn favoriete Indiase restaurant in de Utrechtse Straat, en later nog een keer bij mij thuis. Uiteraard eten we vegetarisch. We praten over de hongerwinter van 1944 en over de ongelooflijke bevrijding als in 1945 de oorlog voorbij is. We praten over de grote Indiase mysticus Ramana Maharshi, die bij ons allebei iets heeft aangeraakt dat moeilijk is te omschrijven, maar die een wezenlijke kern van het bestaan omvat. Uiteraard hebben we het over Mahatma Gandhi, de jurist en vrijheidsstrijder, die met zijn geweldloos verzet de Britse bezetter tot overgave weet te dwingen en in heel India als een heilige wordt vereerd. Totdat een religieuze fanaat een einde aan zijn leven maakt. En ja, we hebben het ook over karate, budo en sport en spel. Daarin verschillen onze standpunten, maar met Rob Zwartjes kon je grote meningsverschillen hebben, zonder dat er een kwaad woord viel. Dat was kenmerkend voor zijn charme. Uiteraard wist Rob het uiteindelijk beter. En iedereen accepteerde altijd de grap waarmee hij het gesprek afsloot.
De laatste jaren ging hij wel sterk achteruit. Als ik een keer met hem ging eten in de Pijp bij zijn favoriete Indiase restaurant, dan wist hij niet meer waar hij was als hij in het donker weer met hem naar buiten liep. Dan liep ik mee tot aan de Ceintuurbaan, bij hem om de hoek, en dan had hij zijn oriëntatie weer terug. Op een nieuwjaarsreceptie van een paar jaar geleden, hield hij nog een toespraak. Na een paar zinnen al was hij naar woorden aan het zoeken. Hij was de lijn van zijn betoog kwijt en had ook geen kwinkslagen meer voorhanden waarmee hij zich uit de situatie redde. Dat was hem voorheen niet gebeurd en het was pijnlijk om te zien, maar dat is wel wat hoort bij zo oud worden. De coronatijd hielp niet. Hij trok zich meer en meer terug. Onlangs was er nog een reünie met alle mensen van de kampioensploeg van 1977, inclusief Rob Zwartjes. Iemand had een stel karatepakken georganiseerd om mee op de foto te gaan. Ook Rob Zwartjes, in een pak dat een paar maten te groot was. Daarin was hij overigens niet de enige. Het zal de laatste keer zijn geweest dat Rob in het middelpunt van de belangstelling heeft gestaan, iets waar hij altijd enorm van genoot. We gaan je missen Rob. Ik ga je missen.
Jan Kallenbach (augustus 1943 – 14 april 2021)
Vanochtend bereikte mij het droevige bericht dat Jan Kallenbach is overleden. Daarmee is ons de karateka en budoka komen te ontvallen, die – zonder concurrentie – het meeste heeft betekend voor de ontwikkeling van het Nederlandse karate (en budo) sinds de start daarvan. Kallenbach begon in december 1961 met judo en karate vlak nadat Jon Bluming dat in Nederland had geïntroduceerd. Hij was als wedstrijdvechter bijzonder succesvol in alle denkbare competities. De lijst is te lang om hier op te noemen. Hij was ondermeer in 1974 de eerste Nederlandse Europese kampioen (sport)karate, nadat hij in 1973 de eerste Nederlandse kampioen full contact karate was geworden. In het spoor van John Bontje was hij een van de oprichters van de KBN. Belangrijker nog waren zijn activiteiten op het gebied van budo en educatie. Zijn ontmoeting in 1967 in Japan met Donn F. Draeger was bepalend. Als Kallenbach het over Draeger had, dan noemde hij hem altijd Draeger sensei. Daarin was Kallenbach heel traditioneel. Draeger liet Kallenbach zien wat budo was en introduceerde hem bij grote leraren als Otake en Shimizu. Hij kwam in Japan ook Kenichi Sawai tegen. Die ontmoeting met Sawai, de persoon, en het Tai Ki Ken, de bewegingskunst, zouden de rest van zijn leven bepalen. Als docent aan de ALO ging zijn interesse veel verder dat sport en spel. De kennis van westerse bewegingsopvattingen bracht hij in bij zijn karate- en budobeoefening. De lessen budoleer die Kallenbach aan de Lerarenopleiding van de KBN gaf waren legendarisch. Als cursist mocht ik dat van dichtbij meemaken. Het ene moment stond hij voor je met een scherp zwaard op een paar decimeter van je gezicht. Het volgende moment introduceerde hij Laban, een bewegingsanalyse die voornamelijk bij dans wordt gebruikt. In 1997 stopte Kallenbach als cursusleider Opleidingen en werd ik samen met Gertjan Martens gevraagd om zijn rol over te nemen. Het waren grote schoenen die wij moesten vullen. Als docent bleef hij betrokken aan de Opleidingen. Als hij dan les gaf, kwam ik altijd even kijken, alleen maar om de man aan het werk te zien. Na afloop van de les altijd even napraten over karate, budo, ontwikkelingen binnen de vechtsport, over zijn tijd in Japan.
Een paar maanden geleden heb ik nog contact met hem gehad. Hij had mijn laatste boek cadeau gekregen van Haske Verheijen en hij stuurde me een bijzonder mooi compliment. De tekst daarvan zal ik op een later en gepaster moment delen. Hij vertelde mij ook over zijn laatste boek The Essence of Tai Ki Ken. Daarvan wilde hij mij een exemplaar cadeau doen. Ik belde hem op om wat af te spreken, waarna hij me vertelde dat hij al vanaf de zomer vorig jaar gezondheidsproblemen had en zelfs in het ziekenhuis terecht was gekomen. Daar werd hij voor de onderzoeken met zijn bed van afdeling naar afdeling gereden. Bij elke afdeling moest er weer een nieuwe coronatest worden gedaan. Hij vertelde dat met humor, flair en grote gebaren, zoals hij dat altijd deed: betrokken, maar ook beschouwend, op enige afstand van het gebeuren zelf. In het ziekenhuis hadden ze lang de verkeerde diagnose gesteld, maar uiteindelijk toch gevonden wat hem mankeerde. Hij was nu weer aan de beterende hand, maar erg zwak nog en omdat er corona heerste konden we elkaar niet in persoon treffen. Hij kwam het boek langs brengen met de auto, maar moest wel gereden worden. We spraken elkaar heel kort in de deuropening van de auto en ik schrok ervan hoe mager en slecht hij eruitzag. Snel weer beter worden, en dan spreken we iets af. Het heeft niet zo mogen zijn. Het laatste kunststukje dat hij heeft verricht, is het afleveren van een prachtig mooi boek over zijn Tai Ki Ken. Vol met geschiedenis, mooie foto’s, en informatie over die bijzondere gevechtskunst, waar Kallenbach zo enorm aan verknocht was. Jan Kallenbach sensei, R.I.P. Dank voor alles wat je voor ons gedaan hebt. We gaan je missen. Ik ga je missen.
Alexis Brouwer (1944-2020)
Alexis Brouwer werd op 23 mei 1944 geboren in Badik Papan, een klein plaatsje in Indonesië vlak boven Bandung. Zijn vader zat als KNIL-officier gedetineerd in een jappenkamp. Als hij wordt geboren is zijn moeder net bevrijd uit het vrouwenkamp. Na de oorlog gaat zijn vader werken bij een oliemaatschappij in Indonesië. Het gezin neemt wat personeel in dienst om voor de kinderen te zorgen. Pas in 1952 vertrekt Alex Brouwer naar Nederland, waar het gezin eerst terechtkomt in Den Haag, voordat ze verhuizen naar familie in Utrecht. Het gezin woont ook nog enige tijd op Terschelling, om uiteindelijk toch weer terug te keren naar Utrecht. Het is een typerend begin van een leven. Alex Brouwer zou altijd iets van een globetrotter houden. Niet uit onrust, maar uit interesse en het niet gebonden willen zijn aan één plek, één stijl, één whatever. In zijn karateleven traint hij veel en intensief bij vele grote leraren: shotokan bij Kase, kyokushin bij Kurosaki in de dojo van Bluming, taekwondo bij Park Jong Soo, om uiteindelijk zijn plek te vinden bij het wado-karate van Suzuki en anderen. Er zijn niet veel karateka die zo’n rijtje kunnen overleggen. Daarnaast traint hij aikido, kenjutsu en een aantal andere Japanse gevechtssystemen. Als leraar vestigt hij zich in Utrecht. Budo wordt zijn leven. In 1979 zit hij voor een maand of negen in Kobe in Japan, waar hij alles uitprobeert wat hij tegenkomt, van karate to kempo, kendo en zen. De beoefening van vechtsport als een manier om tot persoonlijke groei te komen.
Ik kwam Alex vaak tegen bij evenementen of examens van de KBN. We hadden altijd een leuk contact en maakten vaak een kort praatje, maar op een of andere manier bleef het daarbij. We deden ook allebei een andere stijl en Alex was een karateka van een generatie eerder. Toen ik in 2012 begon met mijn boek Karate in Nederland, was Alex een van de mensen die ik graag wilde spreken. Hij paste niet helemaal in het plaatje. Hij had veel meegemaakt van de begintijd, maar was nooit echt betrokken bij de politieke ontwikkelingen binnen de KBN, ging zijn eigen weg. Dat maakte hem interessant. In januari 2015 hadden we een buitengewoon goed gesprek. Een warm gesprek ook; over karate en budo, maar ook over muziek en over Leonard Cohen. En over hoe een leven verloopt zoals het verloopt, zonder dat er een groot plan aan vooraf gaat, maar dat bij het terugkijken wel een heel duidelijke richting heeft gehad al die tijd. Een veelbewogen leven ook, ook al waren er een paar onderwerpen waarover hij niet wilde praten. Wel over aikido. Zoals hij het zelf zei: “Aikido was voor mij een eye opener naar het wado toe. Daitoryu ook … Dat budo heeft me rust gegeven, als een soort van zelftherapie. Het is zelfdiscipline in een structuur waarin je jezelf dwingt, waarbij je dus geen kant op kan. Dat is met name met budo zo. Het is die vereenzelviging met jezelf, en een soort lijn, een richting. En heb je dan een kokervisie? Nee, je ziet meer, je voelt meer, en je presteert meer denk ik. En je begrijpt dan ook dingen. Onderweg zijn is interessanter dan het doel bereiken”. Die uitgebreide zoektocht door budoland is aan haar einde gekomen. Bedankt voor alles Alex. Rust zacht
Rinus Schulz (1934-2020)
Rinus Schulz werd geboren in 1934 in Amsterdam en groeide daar ook op. In 1955 begint hij met judo en jujutsu bij Gé Koning. Als hij in de Panorama leest dat ene Bluming karateles geeft, gaat hij direct naar de Tung Yen dojo. In 1961 is hij een van de eersten in Nederland die begint met karate. Jon Bluming wordt zijn leraar en een levenslange vriend. In 1963 stopt Bluming met lesgeven bij Tung Yen en begint een eigen dojo in de Valkenburgerstraat, de Budokai. Vanaf dat moment traint Schulz zeven dagen per week judo en karate. Dat doet hij met veel toewijding en ook met rust. Waar het kyokushin vaak het nieuws haalt, is hij gewoon in de dojo en traint. Hij interesseert zich niet voor politiek of camera’s. Later wordt hij een van de lesgevers in de Budokai en verzorgt hij samen met Jan Kallenbach een groot deel van de lessen. Begin 70’er jaren gaat ome Rinus naast het kyokushin ook taiki-ken beoefenen als aanvulling op de karatetraining. Samen met Jan Voormeij ontdekt hij daarna het I-chuan, een Chinese stijl die voortborduurt op hsing-I en taiki-ken. Ook dat I-chuan zal een levenslange liefde worden.
In oktober 2017 spreek ik Jerry Smit en vertel ik hem over de vorderingen van mijn boek Karate in Nederland. We komen te spreken over Rinus Schulz, die ik samen met Henry Seriese met een prachtige foto op de voorkant heb staan. Dan blijkt dat Jerry al een kleine 40 jaar contact met hem heeft. Ze woonden bij elkaar in de buurt. Jerry's vader trainde ook bij Tung Yen en had een goed contact met ome Rinus. Een week later zit ik bij ome Rinus thuis voor een interview. Het was een mooi en warm gesprek en voor mijn gevoel hadden we direct een klik. Maar dat had hij waarschijnlijk wel met veel mensen, want het was een hele warme persoonlijkheid. Op de valreep heb ik zijn interview nog kunnen verwerken in het boek, dat ik samen met Jerry langs gebracht heb. Ook dat was een leuke avond.
Ome Rinus, bedankt!!!
Jon Bluming (1933-2018)
Jon Bluming werd op 6 februari 1933 geboren in Amsterdam-Oost. Op 3-jarige leeftijd verhuist hij naar de Amsterdamse volksbuurt De Pijp, waar hij opgroeit. In 1947 gaat hij naar de ambachtsschool om automonteur te worden maar naar school gaan is geen succes. In diezelfde tijd begint hij met boksen bij Cosman in de Jodenhouttuinen en dat bevalt beter. Een paar jaar later gaat hij het leger in en vecht hij in Korea tegen Chinese communisten. Later zal Bluming aangeven dat die jaren in Korea hem getekend hebben. In zijn eigen woorden: “In Hoengsong verloren we 27 kameraden. In die angstige nacht heb ik gezworen dat niemand meer ongestraft aan mijn familie of aan mij kan komen; dat ik nooit meer voor iemand opzij zou gaan. Dáár ben ik gevormd.” Na de Koreaanse oorlog begint hij met judo in Amsterdamse judoclub Tung Yen, waar hij les krijgt van Ge Giebels. Zijn grote voorbeeld uit die tijd wordt Opa Schutte, de schoonvader van Giebels. Wat goed is, komt snel: in een paar jaar tijd groeit Bluming uit tot een uitstekende wedstrijdvechter en wordt hij judoleraar bij Tung Yen. In 1958 emigreert hij naar Canada, van waaruit hij naar Japan reist om in de Kodokan met de beste judoka van de wereld te trainen.
In april 1959 wordt Bluming door Don Draeger geïntroduceerd bij Mas Oyama, de grondlegger van het kyokushin karate. De Japanse jaren zullen bepalend blijken te zijn voor het verdere verloop van zijn leven. Bluming staat met zijn imposante gestalte en als topjudoka in aanzien van de Japanse judowereld. Nadat hij met het kyokushin begint bij Oyama wordt hij ook het boegbeeld van diens karatestijl. In december 1961 reist Bluming in aanwezigheid van zijn Japanse vrouw terug naar Nederland waar hij begint les te geven in judo en karate. Zijn plan om deel te nemen aan de wereldkampioenschappen judo mislukt echter. Dat komt deels omdat hij lid is van de verkeerde judo-organisatie, maar ook omdat zijn impulsieve karakter hem daarbij niet helpt. Hij begint Anton Geesink uit te dagen en dat helpt hem niet. Als het judo-avontuur mislukt, stort Bluming zich op het karate. In no time staat hij volop in de belangstelling, van De Telegraaf tot De Panorama, ze willen allemaal over hem schrijven. Het kyokushin karate verovert in die tijd Nederland, Europa, en de wereld. Na die spannende eerste jaren toont zich ook de rusteloze kant van zijn karakter. Randzaken krijgen steeds meer aandacht. Uitdagingen zijn aan de orde van de dag en het blijft niet altijd bij verbaal geweld. Bluming en zijn kyokushin komen in die tijd een paar keer in opspraak. Eind 60’er jaren raakt Bluming ook de greep kwijt op zijn eigen organisatie, die in handen komt van Loek Hollander, een leerling van hem. Bluming is er nog wel bij als de eerste full contact karatewedstrijden worden georganiseerd, maar ook die organisatie is in handen van Hollander. Even later introduceert Jan Plas, een andere leerling, het kickboksen in Nederland. Chris Dolman, ook een leerling van Bluming, is de grote naam van het free fight uit de begindagen van wat nu MMA (Mixed Martial Arts) heet. Bluming blijft les geven, in binnen- en buitenland. Blijft de kranten en tijdschriften halen. En is nooit te beroerd om zich stevig uit te spreken over van alles en nog wat. Never a dull moment
In het voorjaar van 2013 heb ik voor mijn boek Karate in Nederland een paar keer een goed gesprek met deze kleurrijke vechtsporter. Bluming loopt dan al flink scheef (versleten heup), maar staat mij uitgebreid te woord. Niet alle vragen worden beantwoord. Over sommige gebeurtenissen wil hij duidelijk niet praten. Maar hij praat vrijuit en geeft me een hele stapel foto’s mee die ik mag gebruiken. In zijn tuin in De Bilt laat hij zijn trots zien: de vijver met karpers, met op de achtergrond de grote antieke Japanse pagode. Zijn huis is met smaak ingericht, een soort van museum, met grote Chinese vazen, antieke Japanse zwaarden en wapenuitrustingen, een paar Nederlandse meesters aan de muur, en een grote boekenkast, en een uitgezakte bank. Die tijd komt nooit meer terug. Dat is geschiedenis. Rust zacht Jon.
Hub Alken (1943-2018)
Gisteren bereikte mij het droevige bericht dat Hub Alken op 75-jarige leeftijd is overleden. Hub Alken begon in 1961 met judo bij de NJJB, waar hij ook zijn eerste dan behaalde. Na een korte kennismaking met het kyokushin karate. Maakt hij in 1964 de overstap naar het shotokan. Met Karate Club Geleen is hij al gauw het visitekaartje van het karate in Limburg. Hij behaalt ook nationaal en internationaal grote successen met zijn wedstrijdmensen, is hofleverancier van dangraadhouders en weet zijn karateschool uit te bouwen tot een van de grootste van Nederland. In 1984 is hij met meer dan 400 leden de grootste aangesloten school bij de Karatedo Bond Nederland (KBN). Hub was ook iemand met een open mind, die niet vast zat aan de beperkingen van een specifieke karatestijl. Als in de 70-er jaren het freefight in opkomst is, volgt Hub die ontwikkeling en doet hij mee. Hij organiseert wedstrijden, doet mee met zijn vechters, en treedt op als scheidsrechter. Het is een enerverende tijd waarin het karate en andere vechtsporten volop in beweging zijn. In die tijd leert Hub ook mijn leraar Harry de Spa kennen. Later zouden ze in 1981 samen de nieuwe lerarenopleiding volgen bij de KBN.
In de 80-er jaren is Hub regelmatig te gast bij Harry in Nijmegen en doen wij vanuit het shaolin kempo mee met de wedstrijden, die Hub in Limburg organiseerde. Nadat Harry overstapte naar het Okinawa gojuryu karatedo, was Hub in 1984 een van de eersten die ons uitnodigde voor een demonstratie. Dat was ter gelegenheid van het 20-jarige jubileum van de karateclub Geleen. Als we bij hem langs kwamen werden we altijd bijzonder gastvrij onthaald door Hub en zijn vrouw Sonja. Mee eten, kop koffie, en over karate praten. Ik herinner me Hub als een grote, sterke kerel met handen als kolenschoppen, die gemaakt waren om te raken. Toch was dat niet de eerste indruk die je van hem kreeg. Hub was altijd een hele rustige, vriendelijke en zachtmoedige man. Als we elkaar tegen kwamen maakten we altijd een praatje. Ik ben er trots op dat ik deze bijzonder man van nabij heb mogen leren kennen en dat hij een van de examinatoren was bij mijn vierde dan-examen. Ik had hem graag nog een keer uitgebreid gesproken over de vroege uren van het Nederlandse karate, want ik wist veel te weinig van zijn geschiedenis, en er viel veel te vertellen. Ik wist zeker dat hij honderd zou worden. Het heeft niet zo mogen zijn. Rust zacht Hub.
Teun Tromp (1938-2017)
Teun Tromp is een van de pioniers van het karate in Nederland. Hij werd geboren op 17 november 1938 en groeit, net zoals veel andere pioniers, op tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij begint met judo en jujutsu bij dhr. Pelikaan. Rond 1954 begint hij bij Teun Muilwijk te trainen, die in Sliedrecht een sportschool begint. Teun Tromp gaat later ook judoles geven in de sportschool van Teun Muilwijk. In die tijd maakt Tromp ook deel uit van het Nederlandse judoteam. In 1966 richt hij in zijn woonplaats Sliedrecht Sportschool Tromp op. Tromp is in 1965 een van de judoleraren die naast het judo met het karate beginnen; in zijn geval wadoryu bij Teruo Kono. Op de foto hiernaast (uit 1977) is Teun Tromp (uiterst rechts) te zien naast Naoka Ishikawa, Hironori Ohtsuka en Jiro Ohtsuka. Ishikawa is de toenmalige hoofdleraar voor het wadoryu in Nederland; Hironori Ohtsuka is de grondlegger van het wadoryu; Jiro Ohtsuka is de zoon van Hironori. Tromp is tevens een van de eersten die in Nederland zijn begonnen met aikido. Later heeft Tromp samen met Rob Breedveld het daitoryu jujutsu in Nederland geïntroduceerd. Op 4 november jl. overleed Teun Tromp vrij plotseling.
Teun Tromp was in zijn jonge jaren een echte wedstrijdman binnen het judo die ook vele prijzen behaalde, maar opvallend genoeg was de website van zijn school helemaal niet gericht op wedstrijdsport. De interesse lag hoofdzakelijk bij de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. In januari 2014 had ik een interview met Teun Tromp en vroeg ik hem daarnaar. Dit was zijn antwoord: “Dat is ook wat sport-school betekent. Sport is altijd ondersteunend aan het leerproces en de individuele vorming. Daar gaat het toch om? Want al die bekers en die medailles die je behaalt zijn van ondergeschikt belang. En ik kan dat zeggen, omdat ik er veel van gewonnen heb. Is totaal niet belangrijk. Mensen komen bij mij om de sport te leren en wat ze er mee doen moeten ze zelf weten. Als ze wedstrijden willen maken is dat goed en zal ik ze zoveel mogelijk helpen. Of de persoonlijke ontwikkeling ook mijn motivatie is geweest om met aikido te beginnen? Omdat daar meer in te vinden is? Neen, er zijn dingen die intuïtief zijn. Als je iets ziet, dat je zegt: “Dat is mooi”. Zo zie ik het. Ik was niet ver genoeg om zelf te doorgronden waarom ik dat vond. Het trof mij gewoon. Dat was al vóór het karate. Dat was Mochizuki die dat bracht. Die heeft het aikido in Europa geïntroduceerd en hij deed ook wat wado-karate. Zijn zoon Hiroo gaf ook les op dat vakantiekamp in Beauvallon-sur-Mer. Daar zagen wij hem. Daar trainden we met de nationale ploeg onder leiding van Geesink en zagen we opeens aan de andere kant van de mat mensen karate en aikido trainen. Aikido was ik ook in geinteresseerd en doe ik ook veel. En zo zagen we de nieuwe budosporten. Dat maakte indruk op me.”
Ton van Heumen (1945-2017)
Ton van Heumen werd geboren in Amsterdam op 26 juni 1945. Eind 60’er jaren begint hij met kyokushinkai karate bij Jon Bluming in de Budokai. Dat is ongeveer in dezelfde tijd dat Jan Plas ook bij Bluming begint. Samen met (onder andere) Plas maakt Van Heumen vanaf 1970 deel uit van het wedstrijdteam van Bluming. Later zal Van Heumen ook samen met Plas de Mejiro Gym beginnen, waarbij Plas het kickboksen voor zijn rekening neemt en Van Heumen de karate-afdeling. In de 70’er jaren zal Van Heumen de nodige prijzen behalen met wedstrijdkarate. In zijn eerste deelname bij het EK Karate, in 1973, wint hij de 3e prijs bij de zwaargewichten. Op de foto hiernaast (uit 1973) is Ton van Heumen (tweede van rechts) te zien bij de prijsuitreiking van de 3e plaats op dat EK. Na zijn wedstrijdcarrière bekleedt hij diverse functies bij de Karatedo Bond Nederland (KBN); onder meer als lid van de scheidsrechtercommissie. In 1992 wordt De Gradencommissie van de KBN opgeheven en komt er een commissie van twee personen voor in de plaats, met Ton van Heumen en Tom Wessels in charge. Op 11 september jl. overleed Ton van Heumen op 72-jarige leeftijd.
Nieuw bestuur KBN: is dit ook een nieuw begin?
door André ter Veer
Zaterdag 14 april 2018. Alweer de derde ALV (Algemene Leden Vergadering) van de KBN (Karatedo Bond Nederland) binnen 4 maanden. De vergadering werd – net als op 14 januari jl. – geleid door Theo Fledderus. De KBN had Fledderus gevraagd om als technisch voorzitter van de vergadering de boel in goede banen te leiden na de chaos van december. En die rol vervulde hij met verve. Dat mocht ook wel verwacht worden. Fledderus is 10 jaar lang de algemeen directeur geweest van NOC*NSF en sinds een jaar algemeen directeur (ad-interim) bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie.
Bestuur stapt op: is dit het einde van de KBN?
door André ter Veer
17 december 2017
Het was alweer een paar jaar geleden dat ik aanwezig was op de Algemene Leden Vergadering (ALV) van de KBN, maar afgelopen zondag 17 december was het weer raak. En het ging al vrij snel aan het begin mis. Ad interim voorzitter Jan Scholte Albers deed eerst nog een manmoedige poging om de aanwezigen op te roepen tot eensgezindheid middels een persoonlijke toespraak die ondersteund werden door een aantal videofragmenten, maar dat maakte geen enkel verschil ten aanzien van de strijdlust in de zaal. De oproep tot samenwerking was aan dovemans oren. Een van de video’s die de voorzitter had gekozen was een conference van Freek de Jonge: “De een en de Ander”. Dat was vooral passend voor wat er al jaren speelt in de bond: de pot verwijt de ketel; en daar komen we niet verder mee. Een andere keuze van het bestuur was minder geslaagd. Vragen uit de zaal werden beantwoord door met procedures te schermen. Vragen hadden volgens de aangekondigde procedure vooraf kenbaar moeten worden gemaakt. Dat alles om meer structuur in het debat te brengen. Uit de zaal werd daarop terecht naar voren gebracht dat de ALV dan net zo goed op schrift kon worden afgedaan. Als er ter plekke geen vragen meer mogen worden gesteld, heeft een ALV geen zin en betekenis meer. Die opstelling van het bestuur gaf niet meer structuur, maar had irritatie en een verharding van het debat tot gevolg. Daarna duurde het te lang voordat werd toegegeven dat vanuit de ALV gewoon vragen konden worden gesteld.
De keuze van het bestuur om het gesprek uit de weg te gaan was overigens wel begrijpelijk. Het openen van het gesprek met de zaal werd door de oppositie gebruikt om te hakken op alles waarop gehakt kon worden. Wie wel liet zien hoe het moet was de nieuwe ad interim penningmeester Yasemin Polderman, een kundige vrouw met een open vizier die onbevangen het gesprek aanging met de zaal en daarbij visie toonde hoe je met de penningen van de bond omgaat en wie daarbij welke verantwoordelijkheid hoort te dragen. Wel gaf zij aan te twijfelen of ze voor de komende drie jaar het commitment als bestuurder van de KBN wilde aangaan. Ook die open instelling werd door de oppositie onder vuur genomen. In de pauze van de vergadering had de nieuwe penningmeester haar conclusie al getrokken. Weer een goede bestuurder die het opgeeft vanwege de hoge druk die het harde en onvriendelijke gehak oplevert. De prijs kan wel eens veel hoger worden dan slechts de zoveelste goede bestuurder die afhaakt. De oppositie moet zichzelf dit aanrekenen.
Na de pauze werd de ALV een slagveld. Het begon met een ingezonden brief. Die werd toegelicht door een advocaat die namens 17 sportscholen er direct een motie van wantrouwen van maakte tegenover de ad interim voorzitter Scholte Albers en de vicevoorzitter Reeberg. Van die 17 genoemde sportscholen was er 1 sportschoolhouder in de zaal die zich direct distantieerde van deze motie. Een andere sportschoolhouder, die zijn stem weggegeven aan een vertegenwoordiger, nam via whatsapp en telefoon ook direct afstand van de motie. Wederom veel gekrakeel in de zaal. Wat ook opviel is dat er onder de oppositie veel oud-bestuursleden zaten. Veel van de genoemde argumenten voor de motie kunnen met gemak ook worden toegepast op hun bestuursperiode. Wederom de pot die de ketel verwijt. Na een korte pauze kwam het bestuur met de mededeling dat de motie door hen werd opgevat als een motie tegen het hele bestuur. Daar had de oppositie duidelijk geen rekening mee gehouden. Er was een nieuwe pauze nodig. Na de pauze gaf de oppositie te kennen vast te houden aan de motie: een motie tegen het hele bestuur dus. Op dat moment gebeurde er iets opmerkelijks waar niemand rekening mee had gehouden: het bestuur stond op, pakte haar spullen in en vertrok. Wel gaf de voorzitter in 1 zin aan dat het bestuur duidelijk had gezegd: “Als deze motie wordt ingediend, dan stapt het hele bestuur op.” Niemand had die boodschap goed begrepen. Opeens was er een zaal vol leden, een microfoon, en een lege bestuurstafel. De oppositie was verbijsterd en besluiteloos. En er was geen Plan-B. De rest van de zaal wilde alsnog stemmen over de motie, maar het bestuur was weg. Er viel niets meer te stemmen. Complete chaos in de zaal. Roepende mensen. Boze mensen. Vervolgens liepen leden in grote getalen weg. Ze waren klaar met het circus. Het bestuur was geen decharge verleend. De vergadering kon niets eens formeel worden afgesloten. In de afgelopen 35 jaar heb ik veel tumultueuze vergaderingen meegemaakt, maar ik heb altijd het idee gehad dat de KBN wel weer opveert en verder gaat. Afgelopen zondag had ik voor het eerst in al die jaren het gevoel dat dit wel eens het einde van de bond kan betekenen. Er is geen bestuur. Wantrouwen alom. Niemand wordt iets gegund. En er zijn grote uitdagingen voor de KBN. De EKF (European Karate Federation) heeft Nederland de organisatie toevertrouwd van het EK in 2021: begroting €. 650.000. Het debacle van de EK in 1992 in Den Bosch staat iedereen nog vers voor ogen. Ook toen werden bestuursleden voortdurend weggestuurd. De bond eindigde met een schuld van een paar ton. In maart 2018 moet de Dutch open plaats vinden, een van de kwalificatietoernooien voor de Olympische Spelen van 2020 in Tokyo. Hoe gaat de EKF reageren op de bestuurlijke en organisatorische chaos? Daarnaast zijn er nu allerlei partijen binnen de KBN aan het zoeken of er niet een nieuwe organisatie kan worden opgericht, danwel moet worden overgegaan naar een federatief verband. Het is de vraag of dit de problemen gaat oplossen. Je komt toch altijd weer dezelfde mensen tegen en wellicht krijg je er andere problemen voor terug.
Eldridge Cleaver, een van de leiders van de Black Panther beweging in de USA, zie eens: “If you are not part of the solution, you are part of the problem.” Dat geldt hier ook. Als je alleen maar alles afkeurt en steeds weer bestuursleden wegstuurt, dan maak je het probleem alleen maar groter. Kritiek hebben op de gang van zaken mag altijd en moet soms. Er is veel voor verbetering vatbaar. Dat heb ik afgelopen zondag niet gehoord. Alleen maar afbrekende kritiek; geen plannen hoe het beter of anders moet. Heb kritiek, maar zorg dat je goed onderbouwde plannen hebt hoe heb beter kan. Mensen afbranden en wegsturen is niet de oplossing. Besturen die op deze wijze worden aangevallen hebben de neiging in zichzelf te keren. Dat is niet de manier om met dergelijke kritiek om te gaan. Communiceer met de leden; ook met de oppositie, maak plannen, voer ze uit en laat zien wat je meerwaarde als bestuur is. Voor alle thuisblijvers geldt: zolang je niet aanwezig bent om je stem te laten horen, geef je kleine, goed georganiseerde oppositiegroepen de gelegenheid om hun plannen door te drukken. Je geeft ze ook de gelegenheid om de KBN de nek om te draaien omdat besturen op deze wijze niet meer mogelijk is. Neem je verantwoordelijkheid.
Afgelopen week stonden de kemphanen Geert Wilders (PVV) en Tunahan Kuzu (Denk) op hoge toon voor de Rotterdamse Essalam moskee elkaar te bevechten. Ook in dat debat wordt voortdurend olie op het vuur gegooid. Azzedine Karrat, de imam van de -moskee, nodigde beide heren uit om in zijn moskee koffie te komen drinken en bood hen koekjes aan. Met dat ontwapenende gebaar wist hij de strijdende partijen tot rede te brengen. Wie gaat binnen de KBN de koekjes aanbieden?